Vanaf de oever van de Sanzu rivier kijkt TH-chen met een melancholische blik in de richting van wat gekend is als “de weg van de liminaliteit”. Daar, geheel in de verte, lijkt hij een licht te kunnen ontwaren. Mayohiga. Zijn geboortedorp. Hij denkt terug aan de levens die hij geleid heeft. Dat van vóór hij een nekomata was, slechts een wazige herinnering die nu meer een droom lijkt. Een bewustzijn dat veel eenvoudiger was. Vredevoller. Maar zelfs de jaren daarna lijken nu verder weg dan ooit te voren. Het bestaan in Mayohiga was meestal eenzaam, maar het beviel hem wel. Dat veranderde toen op zekere dag twee verdwaalde yōkai er terecht kwamen. Ze waren hardhandig verdreven uit een nederzetting waar almaar meer mensen leefden. TH-chen had nooit veel mensen gezien. Het idee dat deze wezens de kracht hadden ontwikkeld om yōkai te confronteren leek hem vreemd. En misschien ook een beetje onrustwekkend.
De twee vluchtelingen bleven een lange tijd in Mayohiga en TH-chen begon hun gezelschap op prijs te stellen. In het begin leek het alsof ze enkel op doortocht waren, maar naarmate de jaren vorderden leken ze zich er almaar meer thuis te voelen. Hun wrok jegens de mensen verdween echter nooit. Vaak vertelden ze over hoe Gensōkyō een thuis diende te zijn voor yōkai, en hoe de mensen er niets te zoeken hadden en ondergeschikt hoorden te zijn. TH-chen begon zich te beseffen dat ze van plan waren om ooit terug te keren naar de nederzetting, die naar verluid ondertussen tot een heus dorp was uitgegroeid, en daar te infiltreren. Hij vond het plan eigenlijk maar niets. Hun vredevolle bestaan in Mayohiga leek niet echt bedreigd, al waarschuwden de twee hem vaak genoeg dat dit maar een kwestie van tijd was. Maar toen ze dan uiteindelijk hun plannen in actie omzetten en vertrokken, leek het idee om alleen achter te blijven niet langer draaglijk.
Hoe lang geleden was hun eerste ontmoeting ook weer? Meer dan honderd jaar, waarschijnlijk.
“Het wordt stilaan tijd voor ons om te gaan, lijkt me.”
TH-chen wordt door de stem uit z’n gedachten gewekt. Sophie staat naast hem. In tegenstelling tot Faolinn en RemiliaxScarlet was zij niet door yōkai gedood, maar terecht gesteld. Daarom had ze iets meer sympathie voor TH-chen dan de anderen.
“De veerboot is terug actief op de Sanzu. Ik denk dat we eindelijk naar Higan kunnen.”
“Dan zal het nog even zonder mij moeten.” antwoord TH-chen. “Ik wacht nog op twee anderen.”
“Ik heb ook nog een taak te vervullen.” zegt Faolinn. “Als ik gelijk heb in mijn vermoedens, dan zal ik als nieuwe assistent van de yama naar de overkant varen! En dan wacht er me een mooie carrière in het dodenrijk. Hahahaaa!”
Sophie zucht. “Ik denk niet dat de shinigami ons gaan laten wachten zo lang we zelf willen.”
“Maakt niet uit.” zegt TH-chen terwijl hij verder naar de weg staart. “Lang zal het niet meer duren.”
Aan de rand van het mensendorp is er een grote drukte. Iedereen verdringt elkaar in afwachting van de aankomst van twee figuren die richting het dorp wandelen. Ze waren reeds een hele tijd geleden gespot terwijl ze over de velden vanuit de richting van Eientei kwamen aanlopen. Reym had één van de snelle tengu-reporters van de Bunbunmaru er op afgestuurd. Deze kwam terug met het nieuws dat het Reimu en Deviljho waren. In geen tijd stond de gehele bevolking van het mensendorp klaar voor de aankomst van de twee. Vooraan staat Princess Sylvysprit, als Gemu van het dorp, klaar om de touwtjes in handen te nemen. Reym kijkt toe terwijl ze als een bezetene in haar notitieblok krabbelt, ervan overtuigd dat ze de scoop van het jaar te pakken heeft. Lyari is nog steeds deel van de garde die als taak heeft om Shiro te bewaken, dewelke er zenuwachtig bij staat. Yuki Kuro heeft niemand meer gezien sinds z’n verslag aan Sylvysprit die ochtend.
“Kijk eens wat ik heb gevonden.” zegt een duidelijk erg vermoeide en slechtgezinde Reimu. “Na een hele nacht met jullie achter dit te hebben gejaagd, vloog ik huiswaarts toen ik de bamboe van het woud zag bewegen door iets dat wel heel snel aan het lopen moet zijn geweest. Ik vond het eigenaardig en besloot om het van dichterbij te kijken. Het bleek niemand minder dan Deviljho te zijn. Hij begon gelijk te vechten. Ik heb ‘m op z’n donder gegeven met danmaku, handen achter z’n rug gebonden en heb toen de hele dag door dat rotwoud gelopen om terug naar hier te komen.” Reimu duwt Deviljho richting Sylvysprit.
“Zo zo. Eerst beweer je zelf openlijk yōkai te zijn, en dan ga je ervandoor. Schuldiger dan dat kan moeilijk, nietwaar?” zegt Sylvysprit op serieuze toon. “En je bondgenoot Shiro hier achterlaten. Mooi hoor.”
“Hmm, maar Shiro heeft wel niet geprobeerd te ontsnappen.” brengt Reym in. “Zijn we zeker dat Deviljho niet gewoon probeerde de aandacht van zich af te wenden?”
“Alsof dat nog veel zou uitmaken na z’n bekentenis! Trouwens, Shiro kon niet ontsnappen. Ze stond de hele nacht onder toezicht.”
“Zo is het wel genoeg!” roept Shiro. “Als ik had gewild, had ik tot de top van de Yōkaiberg kunnen wandelen zonder door ook maar één iemand gezien te zijn.”
“En hoe zou je dat hebben gedaan?” vraagt Sylvysprit.
“Door de technologie uit m’n geboortedorp op die berg.” antwoordt Shiro. “Met DIT!”
Bij dat laatste woord doet ze iets met haar hand in één van haar zakken en datzelfde moment verdwijnt ze als bij toverslag.
“W… Wat?” roept Lyari. “Magie!”
“Nee hoor.” zegt Shiro, die naast een verbijsterde Reimu terug verschijnt vanuit het niets. “Wetenschap. Het is mijn onzichtbaarheidsmantel. Nog slechts een prototype en ik heb er maar één. Daarom hield ik het nog verborgen. Ik wilde afwachten om te zien of dit mogelijk iemand voor een aanval van de yōkai zou kunnen behoeden.”
“Dan is zij dus geen yōkai!” concludeert Sylvysprit.
“Natuurlijk niet. Dat zeg ik al de hele tijd. Hoe kon je nu zo’n accusatie geloven?”
“Maar… Waarom probeerde Deviljho dan toch nog zoiets? Als het duidelijk was dat we toch eerst achter hem aan zouden gaan?” vraagt Lyari zich af.
“Misschien heeft hij wel degelijk nog een medestander, en probeerde hij de aandacht van deze af te leiden?” zegt Reym.
Een bezorgde uitdrukking komt op Sylvysprit’s gezicht. Er begint hem wat te dagen.
“Lyari, kan JIJ je onschuld bewijzen?” vraagt Shiro.
“Ja hoor.” antwoordt Lyari. “Met dit.” Ze zwaait met Reym’s notitieboekje.
“Hoe bewijst dat je onsch…” wil Reym vragen, wanneer ze plots doorheeft wat Lyari vastheeft. “WAT?! Hoe… Wanneer heb je…”
“Niet moeilijk voor een Yukari. Ik beheers grenzen. Afstanden zijn voor mij van geen tel!” Ze opent een gap tussen haar en Reym en geeft het boekje terug. Reym pakt het aarzelend aan van de hand die vanuit de ijle lucht voor haar zweeft.
“Yuki.” zegt Sylvysprit.
“Wat?”
“Yuki Kuro.” Sylvysprit draait zich met een beschaamde blik naar de rest toe. “Iedereen, het spijt me. Hij is de afgelopen nacht niet de hele nacht op zoek geweest naar Deviljho en z’n handlanger. Het werd erg laat en we waren moe. Hij nodigde me uit. Ik… ik heb een deel van de nacht bij hem doorgebracht.”
“DE IDIOOT!” barst Deviljho uit, die op staande voet z’n handen voor z’n mond slaat.
“Wacht, wat?” reageert Sylvysprit verbijsterd. “Is het dan zo erg dat iemand m’n gezelschap op prijs stelt?”
“Hah, nu begrijp ik het.” Shiro stapt stoutmoedig op Deviljho af. “De enige hoop voor de yōkai om het dorp nog te ontwrichten was om de Gemu te doden. Ongetwijfeld is dat wat Deviljho probeerde. Maar die was met Yuki Kuro naar huis gegaan. Yuki dacht waarschijnlijk dat hij Devil juist hielp, door de Gemu af te leiden en de zoektocht te saboteren. Nadat hij Sylvysprit niet vond is Devil er dan maar vandoor gegaan.”
“Dan… Dan is ben ik op het nippertje aan de dood ontsnapt!” stamelt Sylvysprit.
“Ja. Door bij een yōkai te slapen.” grijnst Shiro.
Sylvysprit trekt bleek weg.
“We weten genoeg!” roept Reimu. “Eerst rekenen we met deze af en dan gaan we op zoek naar Yuki Kuro.”
“Kom maar op!” roept Devil. “Zelfs met gebonden handen ga ik je uitdaging aan! Je krijgt me niet zonder gevecht!”
Reimu heft haar gohei ten hemel en begint aan de invocatie van musou tensei, haar ultieme techniek.
“Whelp, ik ga eraan.” verklaart Deviljho.
Maar dan, terwijl de dodelijke aanval op hem afschiet, ziet iedereen vanuit z’n ooghoeken een flits die richting Deviljho gaat. Net voordat hij geraakt wordt springt iemand voor hem. De figuur krijgt de gehele kracht van musou tensei op zich en valt ter aarde.
Deviljho loopt naar de gevallen persoon en knielt bij hem. “Y… Yuki? Yuki, ben jij het?” Hij draait Yuki Kuro’s gezicht naar hem.
“H… hey maatje.” zegt Yuki zwakjes. “Je d-dacht toch niet dat i.. z- zomaar zzzou achter…” Yuki Kuro kucht wat bloed op.
“Stil maar! Spaar je krachten.” zegt Deviljho.
“Die tijd m-met Chen i… in Mayohhhiga… was niet slecht, he? Misschien had hij gelijk… en hadden we gewoon da... moeten blij...ven.” Yuki Kuro blaast z’n laatste adem uit. Een traan rolt van Deviljho’s wangen en valt op z’n gezicht.
Reimu komt voorzichtig dichterbij gestapt. Na haar aanval is ze nog niet terug op volle kracht. Ze bereidt zich voor op de confrontatie met Devil.
Dan keert een razende Devil zich naar de menigte. In z’n ogen brandt een vurig licht. Met een onmenselijke snelheid stormt hij naar de groep af die uitwijkt. Hij duwt Lyari, degene die ‘m het makkelijkste zou kunnen dwarsbomen, omver en snelt het dorp in.
“Achter ‘m aan!”
De groep volgt een spoor van vernieling doorheen het dorp. Deviljho’s boeien liggen gebroken op de grond. Op houten balken zitten er sporen van klauwen. Hij lijkt kriskras van het ene huis naar het andere te zijn gelopen, overal dingen stuk slaand. Ze komen terecht op het dorpsplein. Op enkele plaatsen is er brand uitgebroken. Het silhouet van de grote boom tekent zich dreigend af tegen de gloed van het vuur in de nacht. Twee gloeiende ogen zijn zichtbaar. Deviljho.
“Jullie VERVLOEKTE dorp!” roept hij.
“Dit was van ons. ALLEMAAL VAN ONS! En toen kwamen JULLIE HET OPEISEN!”
Niemand durft dichterbij te komen. Iedereen staat op een afstandje toe te kijken.
“Gensōkyō was ons laatste toevluchtsoord! En toen kwam jullie met je huizen…” hij stampt tegen een klein schrijntje dat bij de boom staat. Het houten geval knalt tegen de gevel van een huis, 10 meter verderop, in stukken uit elkaar.
“... en jullie nieuwe goden!” Deviljho rukt de shimenawa van de boom af. Sylvysprit ademt hoorbaar scherp in.
“Oh shit, dat had je niet moeten doen.” zegt hij.
“Oh?! Ben je beledidgd? Heb ik je mooie god van je dierbare Moriya schrijn beledigd?!” roept Devil buiten zinnen. “DIT IS WAT IK ER MEE DOE!” Hij scheurt de shimenawa aan stukken.
“Devil,” probeert Sylvysprit rustig in te brengen, “die shimenawa hing niet aan de boom om ons schrijn te promoten. Die uitleg diende maar om het te verantwoorden. In feite diende die als bescherming.”
“Weeellll, het lijkt erop dat het niet goed heeft gewerkt, heee?” zegt Devil, druipend van het sarcasme. Hij merkt niet hoe onder z’n voeten de grond zwart wordt, hoe een kracht zich onder hem uitspreidt en naar hem reikt.
“Niet om de boom tegen ons te beschermen.” zegt Sylvysprit. “Om ons tegen de boom te beschermen.”
TH-chen denkt terug aan de verhalen. Voordat er regels en wetten werden opgesteld die toelieten dat mensen conflicten met yōkai konden uitvechten op een gelijke manier, zonder dodelijke afloop, waren mensen voor yōkai niet veel meer dan dieren. Ze leefden zoveel korter, waren zoveel zwakker, hadden geen speciale vermogens… Waarom zou een yōkai zoiets gelijk moeten behandelen?
Voor TH-chen had het altijd wat vreemd geleken. Het waren toch ook levende wezens? Ooit was hij ook iets heel anders. Iets kwetsbaarders. De verhalen van hoe yōkai geregeld mensen afslachtten in hun nederzetting, onder de grote boom, gaven hem rillingen.
Deviljho voelt een kou in z’n nek. Niet het soort dat je krijgt van koude lucht. Iets veel, véél intenser. Iets onvatbaars. Z’n woede en bravoure van daarnet waren als sneeuw voor de zon gesmolten.
“Draai je om.”
“Nee, nee. Liever niet.” antwoordt Devil. “Ik, eh, denk dat ik misschien me liever toch maar uitlever.” Hij probeert een stap te doen richting de anderen, maar z’n benen willen geen centimeter bewegen.
“Draai je om, yōkai.”
“Jij… Jij lijkt me ook een yōkai te zijn, niet?” zegt Devil met bevende stem. “Waarom zouden we niet aan dezelfde kant staan?”
“Een eeuw en langer geleden
werd om deze plek gestreden.
De soort waar jij toe behoort
heeft talloze mensen vermoord.
Hun bloed voedde mijn lichaam.
Hun pijn voedde mijn geest.
En over jaren, langzaam,
werd ik zelf als yōkai gevreesd.”
Deviljho kijkt met een wanhopig uitdrukking naar de dorpsbewoners.
”Draai. Je. om.”
Deviljho’s hoofd keert langzaam richting de boom.
Sylvysprit, Shiro, Lyari en Reym kijken in afgrijzen toe.
Deviljho’s hoofd was helemaal gedraaid, en zijn wijdopengesperde ogen staren in de pikzwarte duisternis van de yōkai boom voor hem.
De rest van z’n lichaam staat nog naar de anderen gericht.
In het dorp klinkt het geluid van hamers en zagen. Mensen zijn reeds druk in de weer met herstellingen. De branden die waren uitgebroken verdwenen samen met het zwarte aura van de boom, dat Devil met zich mee had getrokken naar… een andere plek. De boom ziet er in het ochtendlicht niet anders uit dan normaal, met z’n nieuwe shimenawa. Al loopt iedereen er nu wel in een wijde boog omheen. De Bunbunmaru ligt al van de ochtend in de krantenwinkel. Reym was de hele nacht als een bezetene aan het schrijven geweest, dankzij het meest noemenswaardige incident in enige tijd. Sylvysprit is als nieuwe Gemu van het dorp (z’n positie is permanent gemaakt, ondanks het kleine schandaaltje met Yuki Kuro waar iedereen graag over roddelt) druk bezig met de herstellingen te coördineren. Shiro lijkt een waar succes te gaan oogsten met haar onzichtbaarheidsmantel. Iedereen wil er eentje om zich te behoeden voor nachtelijke yōkaiaanvallen, ondanks de beste pogingen hen te overtuigen dat het gevaar geweken is.
Lyari loopt het dorpsplein op en wordt door de anderen begroet.
“Hoi Lyari! Heb je nog wat gehoord uit het hiernamaals?”
“Niet veel.” antwoordt ze. “Nu alles is opgelost kunnen ze dit achter zich laten. Er is nog maar één boodschap binnengekomen.”
“Welke dan?”
“Goed gespeeld.”
Op de oevers van Shigan maken Faolinn, Sophie, RemiliaxScarlet en TH-chen zich klaar voor de oversteek van de Sanzu rivier. Faolinn is nogal slechtgezind. Hij had tot afgelopen nacht enkel een foutje gemaakt in de beoordeling van TH-chen en leek op een mooie benoeming als assistent van Shiki Eiki af te stevenen. Maar hij had niet gedacht dat Yuki Kuro ook een yōkai zou zijn. Die tweede fout kost hem nu de job die binnen handbereik lag.
“En ik was zo goed bezig! Als Yuki het nu niet nodig had gevonden diezelfde nacht te sterven…”
“Cheeeen, kom je nog?” roept RemiliaxScarlet.
“Ik ben er zo!” roept TH-chen terug.
Glimlachend kijkt hij toe hoe Deviljho en Yuki Kuro op de weg naar hem toe lopen, klaar om samen de oversteek te maken.
EINDE
De dorpsbewoners hebben gewonnen. Goed gespeeld, iedereen! Dit was werkelijk een bijzonder vermakelijke ronde om als spelleider te volgen. In het begin zag het er echt naar uit dat de yōkai een schitterende overwinning tegemoet gingen. Maar uiteindelijk keerde het spel zich tegen hen. Aan beide kanten zijn er erg goede en ook slechte beslissingen genomen. Het was spannend om te zien!Laatst aangepast door Nekotaku op ma dec 14, 2015 11:33 am; in totaal 1 keer bewerkt